Suriname was een van de eerste landen op mijn reisbucketlist en daar waren een aantal redenen voor. Het begon allemaal met Orlando, de vader van een vriendin van me. Hij was geboren en getogen in Suriname en vertelde ons altijd de meest fantastische jeugdverhalen die tot mijn verbeelding spraken.
Ik begon te lezen over Suriname. Boeken zoals ‘De Koningin van Paramaribo’, over Maxi Linder, de meest beroemde prostituee van Suriname die tijdens haar leven financieel voor de minderbedeelden zorgde. Spijtig genoeg stierf ze als een eenzame oude vrijster, in een vervuilde kamer driehoog achter. Ik las ook alle historische romans van Cynthia McLeod, over de geschiedenis van Suriname. De Nederlandse kolonisatie, het leven op de plantages, de slavernij. Ik kon me niet herinneren dat we dit op school hadden geleerd, wat ik nogal raar vond. Want is de Surinaamse geschiedenis niet ook gewoon onderdeel van de Nederlandse geschiedenis? Ik raakte nog meer geïntrigeerd door Suriname. En er was natuurlijk het Surinaamse eten. Tot op de dag van vandaag kun je me midden in de nacht wakker maken voor roti, moksi alesi, baka bana en saoto soep. Genoeg redenen dus, om dit kleine Zuid-Amerikaanse land op mijn bucketlist te zetten.
Ik bezocht Suriname twee keer. En hoewel ik zeer goede herinneringen heb aan beide keren, heb ik er ook twee van mijn stomste reiservaringen meegemaakt. De eerste keer omdat ik het land niet in mocht… en de tweede keer omdat ik het land niet uit mocht.
Een zwaar leven met alcoholmisbruik, prostitutie en geweld
De eerste keer was ik jong, naïef en onervaren. Ik had net een paar maanden met een rugzak door Brazilië gereisd en was gearriveerd in Belém de Pará, een stad in de monding van de Amazonerivier. Vanwege een ander boek dat ik had gelezen – Papillon*, wilde ik Frans Guyana bezoeken. Mijn plan was om een reis te maken van Belém naar Ilha de Marajó, naar Macapá, het regenwoud over te steken naar Frans Guyana, om vervolgens over land naar Suriname te reizen.
Mijn ouders flipten toen ze van mijn plannen hoorden. Ze hadden net een documentaire gezien over ‘garimpeiros’; goudzoekers die rond de grens van Frans-Guyana en Brazilië wonen. Ze verdienen hun geld met het delven van goud en leven een zwaar leven met alcoholmisbruik, prostitutie en geweld.
Mijn ouders vonden het op zijn zachtst gezegd niet zo’n prettig idee dat hun dochter door dat gebied zou trekken, dus ze smeekten me een vlucht te nemen van Belém naar Paramaribo – en Frans-Guyana over te slaan. En zo geschiedde het dat ik op het laatste moment een vliegticket kocht.
Een interessant boek over hun beroemdste prostituee
Ik kwam midden in de nacht aan op het vliegveld van Paramaribo. Het was er verlaten. Ik verscheen bij de paspoortcontrole, zei “fa yu tan“** tegen de beambte en gaf mijn paspoort aan hem. Hij keek ernaar en zei: “Waar is je visum?” Ik overhandigde hem het papiertje dat ik de dag ervoor in het reisbureau had gekregen.
“Dit is geen visum,” zei de beambte. “Dit is een reisschema.”
Ik schrok me wild.
Zoals ik al zei; ik was jong, naïef en onervaren, en had eigenlijk nog nooit eerder een visum gezien. Ik herinnerde me het gesprek dat ik de dag ervoor had gehad met de man van het reisbureau in Belém, toen ik in mijn beste Portugees probeerde uit te leggen dat ik stante pede een visum nodig had.
De beambte zei: “Het spijt me, maar je mag Suriname niet in.” Ik begon te huilen. En ik denk dat hij medelijden met me kreeg, want hij nam me mee naar de federale politie. Daar werd ik urenlang onderworpen aan een vragenvuur. Waarom reisde ik alleen, waar was mijn visum, wat kwam ik in Suriname kwam. Ik dacht dat het niet echt het moment was om te vertellen over Orlando’s jeugdherinneringen of dat ik voor het geweldige eten kwam, noch dat ik een interessant boek had gelezen over hun beroemdste prostituee, waardoor ik hun land wilde leren kennen.
Uiteindelijk mocht ik Suriname in. En ik bleef er een paar maanden. Maar het was een hoop gedoe en ik had me nog nooit zo stom gevoeld.
Hij keek naar mijn paspoort: alles in orde
Tot de tweede keer dat ik naar Suriname ging. Ik was ouder, meer bekwaam, een ervaren reiziger en ik woonde sinds een aantal jaar in Brazilië. Deze keer kwam ik naar Suriname voor werk, reizend met een groep dansers die voor een paar weken in Paramaribo zouden optreden.
Ik vertelde de dansers het verhaal over mijn eerste keer in Suriname, 7 jaar geleden, en mijn voorval met het nepvisum. Ze moesten er vreselijk om lachen, maakten er grapjes over en vroegen zich af of het een miscommunicatie was geweest met de reisagent vanwege mijn toen nog gebrekkige Portugees, of dat het een typisch geval van ‘malandragem’ was – een Braziliaanse term voor bedrog.
We hadden een fantastisch verblijf in Suriname. Het was geweldig om weer terug te zijn in het land dat een aantal maanden mijn thuis was geweest. Tot de dag van ons vertrek. Terug op het vliegveld van Paramaribo kwam ik bij de paspoortcontrole aan, zei “fa yu tan “** tegen de beambte en gaf mijn paspoort aan hem. Hij keek ernaar en zei: “alles in orde”.
Je moet 10 dagen wachten voordat je het land uitmag
Maar toen…
“Mevrouw, weet u dat uw gele koorts vaccinatie verlopen is?”
Ik keek hem glazig aan en mompelde: “Uh… niet echt… maarre… wat betekent dat precies?”
“Dat betekent dat je niet naar Brazilië mag reizen. Je moet hier eerst een gele koorts inenting halen en dan 10 dagen incubatietijd wachten voordat je het land uitmag.”
Ik was verbijsterd. Daar gingen ze, mijn dansende reisgenoten, terug naar Brazilië, en ik, gestrand in Suriname…
En daar, precies op dat moment leerde ik een belangrijke les. Je kunt nog zo ervaren en streetwise zijn, maar toch nog precies dezelfde domme fouten maken als toen je naïef en onervaren was. Je bent nooit te oud om te leren!
*Papillon is een autobiografische roman geschreven door Henri Charrière, waarin hij zijn ontsnapping uit de Franse strafkolonie Frans-Guyana omschrijft, tussen 1931 en 1945.
** “hoe gaat het?” in het Surinaams.